Historie antroposofie
De historie van de Antroposofische Vereniging in Nederland gaat terug tot haar ontstaan in 1923 te Den Haag in het bijzijn van Rudolf Steiner. Zij kent een rijke geschiedenis met veel vallen en opstaan, waarin zij steeds is geslaagd om de antroposofie in Nederland levend te houden. Dit gebeurt op tal van maatschappelijke gebieden, omdat antroposofie graag werkzaam wil worden in de concrete levenssituatie en een bijdrage leveren aan maatschappelijke ontwikkeling.
Rudolf Steiner begon als filosoof en natuurwetenschapper. In concreto: als Goethe-uitgever. De grote Duitse literator en dichter Goethe had ook een natuurwetenschappelijke kant. Daarvan is vooral Goethes kleurenleer bekend geworden. Die kent een tegengesteld uitgangspunt dan de kleurenleer van Newton, maar is even belangwekkend. Steiner deed er alles aan om die kant van Goethe voor het voetlicht te brengen. Hij werd freelance medewerker aan de beroemde historisch-kritische Weimarer Goethe-uitgave, ook wel Sophien-Ausgabe genoemd, naar de Nederlandse prinses Sophie van Sachsen-Weimar, zus van koning Willem III. Zij was de initiatiefneemster en beschermvrouwe van deze monsteronderneming in 143 delen. Steiner verzorgde er zes van, de natuurwetenschappelijke afdeling, helaas zonder de kleurenleer, want dat onderwerp was al iemand anders toebedeeld.
Steiner was eerder, nog in Wenen, als jonge wetenschapper ook betrokken geraakt bij de Stuttgartse Goethe-uitgave van Joseph Kürschner, Deutsche Nationalliteratur in 222 delen, waar hij vier delen met Goethes natuurwetenschappelijke werken bezorgde (de delen 114 t/m 117). Zo werd hij bekend als Goethe-specialist.
In zijn Weimarer tijd ontpopte Steiner zich als filosoof. Hij promoveerde in Rostock op een filosofisch onderzoek naar Waarheid en wetenschap en schreef zijn belangrijkste werk op dit gebied, De filosofie van de vrijheid. Tegelijk raakte hij nauw betrokken bij Nietzsche: hij werd benaderd voor het Nietzsche-archief en het verzorgen van de uitgave van diens werken, wat echter op het laatste moment niet doorging. In plaats daarvan verhuisde hij naar Berlijn, waar hij zijn horizon verbreedde door hoofdredacteur van een literair-cultureel weekblad te worden, het Magazin für Literatur. De wetenschap vergat hij echter niet, hij volgde met grote belangstelling de evolutiegedachten van Ernst Haeckel, die in het voetspoor van Darwin was getreden en destijds voor grote bekendheid van diens werk op het vasteland van Europa zorgde.
1. Nieuw begin
De eeuwwisseling naar de twintigste eeuw bracht een nieuw begin. Nietzsche overleed en Steiner werd als Nietzsche-specialist gevraagd daar aandacht aan te besteden. Zo kwam hij ook bij theosofen terecht. En daar merkte hij oprechte belangstelling, die dieper ging dan wat hij elders was tegengekomen, voor zijn ideeën. Ook voor zijn ideeën die over de grens van de toenmalig bekende wetenschap gingen en die aansloten bij wat hij bij Goethe en anderen uit die tijd had gevonden.
Zo maakte hij een samenvatting van de voordrachten die hij een seizoen lang voor theosofen in Berlijn had gehouden, en bracht die als boek uit onder de titel De christelijke inwijding. Het was nog geen antroposofie in engere zin, die naam zou pas tien jaar later ontstaan, maar wel een duidelijk markeringspunt in zijn leven, met een duidelijke christelijke inslag.
Het was de Russin Madame Blavatsky die in 1875 te New York de Theosofische Vereniging had opgericht. Zij haalde haar wijsheid vooral uit India en het Oosten, waarmee deze vereniging ook een bepaalde spiritistische sfeer kreeg.
2. Westers bewustzijn
Steiner zocht echter een ander soort wijsheid, namelijk inzicht vanuit hedendaags westers bewustzijn. Daartoe schreef hij in 1904 zijn boek Theosofie, waarin hij zijn eigen opvatting uiteenzet van wat theosofie inhoudt. Twee andere basisboeken uit zijn theosofische tijd zijn De weg tot inzicht (oorspronkelijk als artikelen verschenen in 1904-1905) en De wetenschap van de geheimen der ziel uit 1910.
Deze titel drukt uit dat er een wetenschap bestaat die op de hoogte is van de geheimen van het leven. En dat daarover kennis valt te verwerven die nog niet algemeen bekend is bij het grote publiek. Wat overigens overeenkomstig de wetenschap is, want de daartoe benodigde opleiding en scholing heeft ook niet iedereen doorlopen. En toch kan iedereen vertrouwen hebben in waarachtige wetenschap.
3. Kunsten
Nu ging het erom deze kennis ook te gebruiken en in praktijk te brengen. De beste manier om dat te doen bleek op het terrein van de kunst te liggen. Kunst is geen theorie, geen leer, maar praktijk op een speciaal daartoe bereid veld. Een oefenveld namelijk, om dingen te proberen en te beoefenen, waar kunst middelaar is tussen kennis en praktijk.
Allerlei kunstvormen werden vanuit de praktijk geboren, namelijk bij de bouw van het Goetheanum, een monumentaal houten gebouw niet ver van Bazel in Zwitserland. Dat werd het centrum van de antroposofie vanaf 1913, toen het samengaan met de Theosofische Vereniging niet langer mogelijk bleek. Er ontstond een eigen Antroposofische Vereniging, een zelfstandige organisatie die op eigen benen moest leren te staan om het werk van Steiner mogelijk te maken. Het Goetheanum werd speciaal gebouwd om toneel, theater en euritmie een passende ruimte te bieden, waarvoor architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst op antroposofische wijze werden gerealiseerd.
4. Eerste Wereldoorlog
Ondertussen brak echter de Eerste Wereldoorlog uit, die precies een eeuw geleden alles doorkruiste wat tot dan toe geldig was. Al het bestaande werd ermee overhoop gehaald. Na afloop eiste de samenleving vernieuwing en hervorming.
Zo ontstaat in 1919 de beweging voor ‘maatschappelijke driegeleding’, een nieuwe structuur voor de samenleving. Steiner legt zijn ideeën neer in De kernpunten van het sociale vraagstuk en begint een grootscheepse campagne in Zuid-Duitsland. Hij begeeft zich tussen het dan heersende socialisme, communisme, kapitalisme en liberalisme. Het is niet verwonderlijk dat bestaande partijen en groeperingen hem liever zien gaan dan komen. Zijn ongewone ideeën krijgen geen voet aan de grond, hoewel er ook veel adhesie voor betuigd wordt. Vanuit deze setting wordt in kleiner verband de eerste vrijeschool opgestart, als begin van een nieuwe samenleving.
5. Tijd rijp voor vernieuwing
Het een na het ander ontstaat in deze turbulente tijd, omdat die rijp is voor vernieuwing. De Nederlandse arts Ita Wegman staat aan de basis van de antroposofische geneeskunde. Vanuit de driegeledingsgedachte begint men te werken aan economische vernieuwing. Hieruit komt later bijvoorbeeld een nieuw soort bankwezen voort.
Ook de Christengemeenschap wordt in het leven geroepen. Steiner is weliswaar betrokken bij de oprichting, maar deze beweging voor religieuze vernieuwing zal verder zelfstandig door het leven gaan.
De twee laatste aanzetten die Steiner geeft, helemaal op het eind van zijn leven, betreffen de biologisch-dynamische landbouw en de heilpedagogie (zorg en behandeling voor mensen met een beperking).
6. Antroposofische Vereniging
De Antroposofische Vereniging werd opgericht in 1913 door zich los te maken van de Theosofische Vereniging en een andere richting te nemen. Tien jaar later moet Steiner echter vaststellen dat de Antroposofische Vereniging allerlei mankementen vertoont. Ze vormt niet het gewenste geestelijke centrum van alles wat in de voorafgaande jaren is ontstaan. Het Goetheanum is nog niet klaar als het in brand wordt gestoken, waarbij het houten gebouw volledig afbrandt. In 1923 wikt en weegt Steiner hoe nu verder. Hij besteedt veel aandacht aan wat er komt kijken bij antroposofische gemeenschapsvorming.
Uiteindelijk besluit hij een verregaande hervorming door te voeren. Die ziet hij in volledige openheid en transparantie, met tegelijk echte verdieping. Niet alleen richt hij de Antroposofische Vereniging opnieuw op, hij plaatst ook een nieuwe ‘Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap’ in het midden. Met geesteswetenschap bedoelt Steiner altijd antroposofie. Zijn bedoeling is dat mensen zich aaneensluiten die verdieping zoeken vanuit de antroposofie. Die op zelfstandige basis antroposofie echt willen leren kennen en verder ontwikkelen, in samenspraak met anderen uit deze Hogeschool. Daarbij is er absoluut geen plaats voor sektarisme of dogma’s, een principe dat zelfs expliciet in de oprichtingsstatuten wordt uitgedrukt. Mensen blijken een moeilijk uitroeibare neiging te hebben om bijzondere kennis tot iets exclusiefs te maken en voor zichzelf te houden. Een bekend fenomeen in de wetenschap, en ook bij deze geesteswetenschap niet onbekend. Maar het strookt niet met antroposofie.
7. Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap
De Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap bestrijkt een breed terrein, door middel van de secties van de Hogeschool. Deze werken aan vernieuwing, aan ‘doorgeestelijking’, met behulp van de antroposofie. Alle diverse werkzaamheden die Steiner in zijn leven heeft verricht, komen terug in de secties van deze Hogeschool. Maar nu gedragen door individuen die op hun terrein initiatief nemen en Steiner om advies vragen.
Een aantal van hen verzamelt Steiner om zich heen om het nieuwe bestuur van de in 1923 heropgerichte Antroposofische Vereniging te vormen.
Rudolf Steiner zelf: zowel algemene antroposofie, als pedagogie
Albert Steffen: letteren
Marie Steiner: toneel, euritmie en spraak
Ita Wegman: geneeskunde en heilpedagogie
Elisabeth Vreede: wiskunde en astronomie
Edith Maryon: beeldende kunst
Günther Wachsmuth: natuurwetenschap
Maria Röschl-Lehrs: jongeren
Later volgde nog sociale wetenschap, waarmee er tien sectiegebieden zijn. In Nederland is de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap ook actief.
8. Ontwikkeling na Steiner
De tijd na Steiner in Nederland liet een verdere ontwikkeling van alle gebieden in kiemvorm zien. De grote groei kwam na de jaren zestig. Biologisch-dynamische landbouw bestond al voor het ontstaan van wat tegenwoordig als biologische landbouw en voeding bekend is. Deze biodynamische landbouw is momenteel sterk in opkomst. In de pedagogie is het vrijeschoolonderwijs een begrip. Het was ‘booming’ in de jaren tachtig, momenteel is het bezig aan een tweede golf. Antroposofische geneeskunde is een begrip in de integratieve geneeskunde. Lang bestond het misverstand dat het om een alternatieve geneeskunde zou gaan, maar dat is niet het geval. Het gaat om academisch en anderszins hoogopgeleide deskundigen op hun vakgebied, zoals artsen, psychiaters, specialisten, therapeuten en verpleegkundigen. De heilpedagogie is een oude benaming voor het vakgebied dat vroeger verstandelijk gehandicaptenzorg heette, maar inmiddels wordt aangeduid met de zorg voor mensen met een beperking.
De kunst begeeft zich individueel en veelal ongeorganiseerd op allerlei gebied. Voor de natuurwetenschap is de antroposofische fenomenologie van belang. Cultuur en letteren hebben zich vooral ontwikkeld op het terrein van de non-fictie. Er zijn veel tijdschriften ontstaan, voornamelijk vak- en verenigingstijdschriften.
De sociale kunst bestrijkt een breed terrein. Die betreft niet alleen biografisch werken, organisatiekunde en maatschappelijke hervorming, maar ook de economie en het bankwezen.
Tot algemene antroposofie kunnen filosofie en geesteswetenschap gerekend worden, evenals meditatie, scholing, en karma en reïncarnatie.
Jongeren kunnen terecht bij diverse opleidingen, kleinschalig en grootschalig, in workshops, cursusvorm en anderszins. Te noemen vallen bijvoorbeeld de vrijeschool Pabo, de opleiding kunstzinnige therapie en docent dans/euritmie, alle drie aan Hogeschool Leiden, en de Vrije Hogeschool in Zeist met zijn diverse opleidingsaanbod voor jonge mensen.