Motief 258, dec. 2021/jan. 2022
Actualiteit van het engelenwerk
Met de studenten van de Minor ‘Antroposofie’ aan Hogeschool Leiden lezen we onder andere de voordracht van Rudolf Steiner op 9 oktober 1918 in Zürich over Het werk van de engelen. Steiner roept daarin op om opmerkzaam te zijn voor de beelden die de engelen in onze (bewustzijns-)ziel weven. Beelden die gaan over het (h)erkennen van de medemens als geestelijk wezen, over leven met volledige vrijheid in religiositeit en over het onwrikbaar besef van de wereld als levende geestelijke entiteit. Rudolf Steiner zei dus 103 jaar geleden dat, wanneer dit rond het jaar 2000 niet tot in ons bewustzijn is doorgedrongen, de engelen niet meer via het bewustzijn van het astrale lichaam (ziel), maar via de slapende ether- en fysieke lichamen van de mens dit besef zullen (moeten) doen groeien. Dat kan op zich, maar het heeft schaduw-neveneffecten. Hij noemt er drie:
1. In een mens zal een schadelijke en instinctieve drang naar seksualiteit opstaan die tot dwalingen leidt in het sociale leven. Een mens kan tot een halve duivel worden in zijn of haar seksuele instincten.
2. Een mens zal instinctief inzicht krijgen in de werking van medicijnen en zo volgens egoïstische motieven naar willekeur ziektes kunnen veroorzaken of niet veroorzaken.
3. Met ‘kleine oorzaken’ kan een mens in de wereld grote machinekrachten ontwikkelen. De hele techniek zal in een wild vaarwater komen, waarmee in het bijzonder het egoïsme van mensen gediend zal zijn.
Steiner heeft een visionaire voordracht gehouden, want ik zie dit allemaal om me heen gebeuren. Een vierde gevolg zou naar de waarneming van onze studenten kunnen zijn de ongebreidelde invloed van de economie op alle levensgebieden. Ook daar viert het egoïsme hoogtij.
Dit alles kan je in een doemscenario doen verzinken. Waar is de uitweg? Wat kan ik doen, hoe bijdragen? Ik lees deze voordracht als een enórm appel aan mezelf om het ‘gesprek met de engel’ te voeren. Mezelf te vragen welke beelden ik in mijn ziel, in vol bewustzijn, kan vinden, beelden door de engel daar gevormd. Welke wonderen zijn in mijn ziel vindbaar? Steiner zegt aan het eind van deze voordracht dat wanneer ik het dagelijks wonder niet vind, het aan mijn ogen ligt dat ik het niet zie. Niet omdat dat wonder niet elke dag gebeurt, want dat is er. En Hans Stolp leerde me daar dan elke dag ook een ‘dank je wel’ tegen de engel voor uit te spreken. Dank je wel. Dagelijks.
Ik wens u een heel goede en lichtvolle kersttijd toe.
Rik ten Cate