Een wezenlijk vraagstuk: de constitutie van de Antroposofische Vereniging
03 mei, 2019
Verschillen van inzicht en van interpretatie aangaande de inrichting van de Antroposofische Vereniging vormen sinds het overlijden van Rudolf Steiner een vraagstuk: het ‘constitutievraagstuk’, waarvoor het vinden van een breed gedragen oplossing telkenmale stuit op tegenstellingen die diep wortelen in de geschiedenis van de vereniging.
In 2017-2018 zijn in verbindende eensgezindheid blokkades opgeheven rond de besluiten van 1935, waarmee Ita Wegman en Elisabeth Vreede ten onrechte uit het door Rudolf Steiner gevormde bestuur van de Antroposofische Vereniging in Dornach waren gezet.
Brengt die zelfde eensgezindheid ons ook dichter bij een oplossing van het constitutievraagstuk? Die vraag maakt volgens Aart Klein verdieping in dit constitutievraagstuk tot een actuele noodzaak. Niet om daarmee splijtende tegenstellingen uit het verleden op te roepen, zo schrijft hij, maar om door te dringen tot de kiem die daarin als verbindend perspectief voor de toekomst valt te herkennen. Het is moeilijk daartoe de juiste toon te treffen en misschien ook om de juiste toon te horen. De lezer kan daarbij helpen.
Hij schrijft verder: Een bezinning op de constitutie van de Antroposofische Vereniging zal moeten gaan over de huidige statuten van de Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft, vanuit inzicht in de wordingsgeschiedenis van die statuten. Dat is tot waar Hendrik van Heek in zijn streven naar neutraal onderzoek de draad van de constitutionele ontwikkelingen heeft gevolgd. Zijn bevindingen sporen mij aan om – kijkend naar de toekomst – zicht te krijgen op het perspectief dat Rudolf Steiner voor ogen kan hebben gestaan bij wat hij nastreefde vanaf de Weihnachtstagung 1923 tot aan zijn sterven in 1925.
Namelijk om de in 1923 nieuw opgerichte Anthroposophische Gesellschaft (A.G.), met het volle behoud van diens ‘esoterische’ missie, te ommantelen met een formeel als wereldse rechtspersoon te erkennen en in het handelsregister in te schrijven Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft (A.A.G.). Wat ligt daar in besloten als een motiverend toekomstperspectief?
De visie van Aart Klein is verder hier te lezen.
Op de foto: Rudolf Steiner in 1923.